dinsdag 7 juni 2016

De teleurstelling van een feminist


In mijn eerste blog schreef ik over het sprookje Blauwbaard.
De heldin overleeft door Blauwbaard tot uitstel te verleiden.
Tijd die ze nodig heeft om haar broers te verzamelen.
Gelukkig komen de broers net op tijd om haar te redden.
In de uitleg van kenners staat het roepen van de broers voor het verzamelen van haar (psychische) reserves (krachten).

Heeft de heldin eigenlijk geen zussen? 
Vroeg ik me ineens af.
Of is kracht per definitie mannelijk?!
Er zijn immers óók vrouwen die kracht zoeken in vriendschappen met andere vrouwen.
Zou dat werken?

In een boek van over zesentwintig met (onderdrukte!) boosheid tobbende hedendaagse schrijvende vrouwen van verschillende leeftijden las ik het volgende fragment, geschreven door schrijfster (diverse gelauwerde boeken) en wetenschapsjournaliste (New York Times) Natalie Angier
Paradoxaal genoeg heb ik in de loop der jaren veel vriendinnen verloren vanwege de feministische kwestie, of liever gezegd, mijn weergave daarvan. Mijn vriendinnen gingen eenvoudig niet genoeg voor het feminisme om bij me te passen; (...) Ze hielden er niet van om mannen te bellen en mee uit te vragen, wat ik altijd deed, ongeacht de "irritatie" die mijn opdringerigheid bij mannen zou kunnen opwekken. Het ergste is dat mijn vriendinnen niet zoveel, of eigenlijk niets hadden met mijn ideeën over vriendschap. Ik wilde diepe vriendschappen, glorieuze vriendschappen, vriendschappen die kracht gaven en de geest aanscherpten. Ik wilde een vriendschap die zo hecht en revolutionair was als die van mijn twee heldinnen. (...) Ik verlangde hevig naar dat soort zielsverwanten maar ik vond ze nooit. Deze mislukking is één van de grootste teleurstellingen van mijn leven geweest, het is een spijtige paradox: ik ben een zeepkistfeministe die abstract gelooft in het principe van vrouw-vrouw banden als bron van enorme kracht terwijl ik nauwelijks zulke vriendinnen heb. Ik heb genoeg oppervlakkige vriendinnen, zelfs een handvol goede vriendinnen, maar geen geweldige vriendinnen, geen beste vriendinnen (...) die ik altijd zal blijven koesteren.
De enige vrouw op wie ik door de jaren heen altijd heb kunnen rekenen (...) is mijn moeder. Ik kan alles tegen mijn moeder zeggen, snauwen en donderen en raaskallen over alle vrouwenhaat en idioterie op de wereld en mijn moeder zal niet terugdeinzen, met haar ogen rollen of mijn geklaag bagatelliseren. Ze is het meestal met me eens en als ze dat niet is kunnen we luidruchtig over de kwestie ruziën. Zij zegt niet zuchtend: "O, Natalie, ik ben het eigenlijk niet zo met je eens,' of: "Natalie, ik wil er niet meer met je over kibbelen.' (...) Ze is een vechter, ja, en mijn beste vriendin als het erop aan komt. En laatst begon ik me opeens zorgen te maken: wat moet ik in godsnaam doen als ze dood gaat? Tegen wie moet ik zeuren? Natuurlijk, ik heb een man, maar zijn ontbijtsessies met mij zijn al zwaar genoeg, ik weet het, en daarbij, hij is geen vrouw, dus zijn sympathie voor mijn feministisch gebabbel kent grenzen. Wat zal ik moeten doen? Tot wie zal ik me kunnen wenden? 
Toen die journaliste dit schreef was zij zo'n twintig jaar ouder dan ik nu ben.
Zelf ben ik dus te jong om het ontbreken van "diepe, glorieuze" vriendschappen met vrouwelijke "zielsverwanten" al bij voorbaat de grootste teleurstelling van mijn leven te noemen.
Daarbij: ik heb vriendinnen.
Méér dan genoeg zelfs.

Maar als ik eerlijk ben (en Mári, die een fan van “directheid” is, heeft mij gevraagd om vooral eerlijk te zijn in mijn blog) blijft er nog wél iets te wensen over.
Want als ik écht in de puree zit is er toch meestal alleen familie.
En (eventueel) de man met wie ik op dat moment ben.
Vrouwen van mijn leeftijd hebben het vooral druk en moeten veel bordjes tegelijk in de lucht houden.
Als alles van de to do list is afgestreept, is er misschien óók nog een beetje tijd voor 'koffie' met een vriendin...

Het ambivalente gevoel als je aan je vriendinnen denkt heeft een reden: voor een vriendin, hoe geliefd ook, sta je meestal niet centraal in haar leven.
Dat merk je aan kleine dingen.
Hoe komt het dat vrouwen afspraken met andere vrouwen zo vaak op het laatste moment afzeggen?
Man, kind, huis, werk of kwakkelende familieleden.
Wie ben jij om hier iets van te zeggen?!
Maar leuk is anders.
Hoe kunnen vrouwen zo ooit werkelijk op elkaar bouwen?

Mij zou een versie van Blauwbaard bevallen waarin de heldin haar zusters roept, die op afroep krijsend en kakelend op bezemstelen aan komen vliegen ('invliegen' heet dat tegenwoordig) om haar uit dat verdomde kasteel te redden.
Maar in mijn fantasie zijn het meteen weer (oude) heksen, geen jonge vrouwen.

Met mijn eigen strijdlustige ontbijtmonologen heb ik vóór mijn dertigste al twee exen gek gemaakt.
Gelukkig héb ik zusters.
Net als Natalie Angier (uit het bovengenoemde citaat) vind ik de werkelijk "glorieuze vriendschappen" met vrouwen voorlopig vooral in mijn eigen familie (mijn zussen Mila, Rémi, Lis).

Ik geef de moed niet op en blijf hardnekkig doorzoeken naar “glorieuze vriendschappen” met andere vrouwen.
Want uit de literatuur weet ik dat ze bestaan.
Zoals de vriendschap tussen Hannah Arendt en Mary McCarthy, die ik vooral ken uit de biografie over Arendt van Elisabeth Young-Bruehl.

In deze (uitzonderlijk goede!) biografie staat wel iets verontrustends, dat ik maar niet uit mijn hoofd kan krijgen.
Young-Bruehl associeert (het vermogen tot) hechte, diepgaande en levenslange vriendschappen direct met begaafde mensen.
Maar hoe zit het dan met journaliste (New York Times!) en schrijfster Nathalie Angier?
Voor haar vormt het ontbreken van dergelijke vriendschappen immers “de grootste teleurstelling van haar leven”.
Wat moet IK dan, als gewone sterveling, als zij niet eens "begaafd" genoeg is voor hechte en diepgaande vriendschappen met andere vrouwen?!

Food for thougt. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten