In mijn eerste blog schreef ik over het sprookje Blauwbaard.
De heldin overleeft door
Blauwbaard tot uitstel te verleiden.
Tijd die ze nodig heeft om
haar broers te verzamelen.
Gelukkig komen de broers net op tijd
om haar te redden.
In de uitleg van kenners
staat het roepen van de broers voor het verzamelen van haar (psychische) reserves (krachten).
Heeft de heldin eigenlijk geen
zussen?
Vroeg ik me ineens af.
Vroeg ik me ineens af.
Of is kracht per definitie
mannelijk?!
Er zijn immers óók vrouwen die
kracht zoeken in vriendschappen met andere vrouwen.
Zou dat werken?
In een boek van over
zesentwintig met (onderdrukte!) boosheid tobbende hedendaagse schrijvende
vrouwen van verschillende leeftijden las ik het volgende fragment, geschreven
door schrijfster (diverse gelauwerde boeken) en wetenschapsjournaliste (New
York Times) Natalie Angier:
Paradoxaal genoeg heb ik in de loop der jaren veel vriendinnen verloren vanwege de feministische kwestie, of liever gezegd, mijn weergave daarvan. Mijn vriendinnen gingen eenvoudig niet genoeg voor het feminisme om bij me te passen; (...) Ze hielden er niet van om mannen te bellen en mee uit te vragen, wat ik altijd deed, ongeacht de "irritatie" die mijn opdringerigheid bij mannen zou kunnen opwekken. Het ergste is dat mijn vriendinnen niet zoveel, of eigenlijk niets hadden met mijn ideeën over vriendschap. Ik wilde diepe vriendschappen, glorieuze vriendschappen, vriendschappen die kracht gaven en de geest aanscherpten. Ik wilde een vriendschap die zo hecht en revolutionair was als die van mijn twee heldinnen. (...) Ik verlangde hevig naar dat soort zielsverwanten maar ik vond ze nooit. Deze mislukking is één van de grootste teleurstellingen van mijn leven geweest, het is een spijtige paradox: ik ben een zeepkistfeministe die abstract gelooft in het principe van vrouw-vrouw banden als bron van enorme kracht terwijl ik nauwelijks zulke vriendinnen heb. Ik heb genoeg oppervlakkige vriendinnen, zelfs een handvol goede vriendinnen, maar geen geweldige vriendinnen, geen beste vriendinnen (...) die ik altijd zal blijven koesteren. De enige vrouw op wie ik door de jaren heen altijd heb kunnen rekenen (...) is mijn moeder. Ik kan alles tegen mijn moeder zeggen, snauwen en donderen en raaskallen over alle vrouwenhaat en idioterie op de wereld en mijn moeder zal niet terugdeinzen, met haar ogen rollen of mijn geklaag bagatelliseren. Ze is het meestal met me eens en als ze dat niet is kunnen we luidruchtig over de kwestie ruziën. Zij zegt niet zuchtend: "O, Natalie, ik ben het eigenlijk niet zo met je eens,' of: "Natalie, ik wil er niet meer met je over kibbelen.' (...) Ze is een vechter, ja, en mijn beste vriendin als het erop aan komt. En laatst begon ik me opeens zorgen te maken: wat moet ik in godsnaam doen als ze dood gaat? Tegen wie moet ik zeuren? Natuurlijk, ik heb een man, maar zijn ontbijtsessies met mij zijn al zwaar genoeg, ik weet het, en daarbij, hij is geen vrouw, dus zijn sympathie voor mijn feministisch gebabbel kent grenzen. Wat zal ik moeten doen? Tot wie zal ik me kunnen wenden?
Toen die journaliste dit
schreef was zij zo'n twintig jaar ouder dan ik nu ben.
Zelf ben ik dus te jong om het
ontbreken van "diepe, glorieuze" vriendschappen met vrouwelijke
"zielsverwanten" al bij voorbaat de grootste teleurstelling van mijn
leven te noemen.
Daarbij: ik heb
vriendinnen.
Méér dan genoeg zelfs.
Maar als ik eerlijk ben (en
Mári, die een fan van “directheid” is, heeft mij gevraagd om vooral eerlijk te
zijn in mijn blog) blijft er nog wél iets te wensen over.
Want als ik écht in de
puree zit is er toch meestal alleen familie.
En (eventueel) de man met
wie ik op dat moment ben.
Vrouwen van mijn leeftijd
hebben het vooral druk en moeten veel bordjes tegelijk in de lucht houden.
Als alles van de to do list is afgestreept, is er misschien óók nog een beetje tijd voor 'koffie' met een vriendin...
Als alles van de to do list is afgestreept, is er misschien óók nog een beetje tijd voor 'koffie' met een vriendin...
Het ambivalente gevoel als je aan je vriendinnen denkt heeft een reden: voor een vriendin, hoe
geliefd ook, sta je meestal niet centraal in haar leven.
Dat merk je aan kleine
dingen.
Hoe komt het dat
vrouwen afspraken met andere vrouwen zo vaak op het laatste moment
afzeggen?
Man,
kind, huis, werk of kwakkelende familieleden.
Wie ben jij om hier iets van te zeggen?!
Maar leuk is anders.
Hoe kunnen vrouwen zo ooit werkelijk op elkaar bouwen?
Wie ben jij om hier iets van te zeggen?!
Maar leuk is anders.
Hoe kunnen vrouwen zo ooit werkelijk op elkaar bouwen?
Mij zou een versie van
Blauwbaard bevallen waarin de heldin haar zusters roept, die op afroep krijsend
en kakelend op bezemstelen aan komen vliegen ('invliegen' heet dat tegenwoordig) om haar uit dat verdomde kasteel te redden.
Maar in mijn fantasie zijn
het meteen weer (oude) heksen, geen jonge vrouwen.
Met mijn eigen
strijdlustige ontbijtmonologen heb ik vóór mijn dertigste al twee exen gek
gemaakt.
Gelukkig héb ik zusters.
Net als Natalie Angier (uit
het bovengenoemde citaat) vind ik de werkelijk "glorieuze
vriendschappen" met vrouwen voorlopig vooral in mijn eigen familie (mijn
zussen Mila, Rémi, Lis).
Ik geef de moed niet op en
blijf hardnekkig doorzoeken naar “glorieuze vriendschappen” met andere vrouwen.
Want uit de literatuur weet
ik dat ze bestaan.
Zoals de vriendschap tussen
Hannah Arendt en Mary McCarthy, die ik vooral ken uit de biografie over Arendt
van Elisabeth Young-Bruehl.
In deze (uitzonderlijk
goede!) biografie staat wel iets verontrustends, dat ik maar niet uit mijn
hoofd kan krijgen.
Young-Bruehl associeert
(het vermogen tot) hechte, diepgaande en levenslange vriendschappen direct met
begaafde mensen.
Maar hoe zit het dan met
journaliste (New York Times!) en schrijfster Nathalie Angier?
Voor haar vormt het
ontbreken van dergelijke vriendschappen immers “de grootste teleurstelling van
haar leven”.
Wat moet IK dan, als gewone
sterveling, als zij niet eens "begaafd" genoeg is voor hechte en
diepgaande vriendschappen met andere vrouwen?!
Food for thougt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten